Historie van Casteren

Casteren wordt voor het eerst genoemd in een geschrift van 1173. Het is echter waarschijnlijk dat al voor die tijd op dezelfde plek of in de nabijheid daarvan mensen hebben gewoond. Het behoorde in die tijd tot het Hertogdom van Gelder, nadien tot het Hertogdom van Brabant.

Betekenis van de naam
Over de herkomst van de naam zijn meerdere verklaringen gegeven. Oorspronkelijk Casterlo, als samentrekking van Castra (=legerplaats) en Lo (=loofbos), en afgeleid van (de tempel van) Castor, de beschermheilige van de Romeinse ruiters.

Inwonertal door de jaren heen
In 1186 had Casteren een 30-tal huizen, waarin zo'n 150 tot 200 mensen woonden. Het aantal huizen groeide naar 41 in 1438 tot 50 omstreeks 1655. Het inwonertal schommelde in die jaren rond de 250. In 1559 werd Casteren uitgegeven aan de abt van Tongerlo. Waarna het uiteindelijk (jaartal onbekend) wordt ingedeeld bij het Bisdom 's-Hertogenbosch. In 1571 is dan inmiddels de eerste pastoor in Casteren gekomen, de heer Vossius, twee jaar nadat voor het eerst melding wordt gemaakt van het bestaan van het gilde van Casteren, het St. Willibrordusgilde.

Pestepidemie
Tussen 1565 en 1659 stierven veel inwoners ten gevolge van een pestepidemie. Daarna nam het inwonertal weer toe tot 980 in 1990. Reeds in 1798 bestaat er een duidelijke band tussen Casteren, Hoogeloon en Hapert in de vorm van een gezamenlijke dingbank (rechtbank). In 1810 werd bij decreet van Napoleon de Gemeente Hoogeloon gevormd, bestaande uit dezelfde drie dorpen. In 1996 werden Casteren, Hoogeloon en Hapert vanwege de gemeentelijke herindeling deel van de gemeente Bladel, waartoe ook nog Netersel behoort.

Armoede
Historisch gezien is Casteren lange tijd vrijwel geheel afhankelijk geweest van het agrarische bedrijf, met name landbouw. Het was dan ook een ramp toen in 1776 een groot deel van de oogst verloren ging door hevige hagelbuien. In 1807 werd in de officiële stukken van de Meierij opgenomen dat 'Casteren een der armste dorpen van de Meierij' was. Volgens de stukken van 1791 diende maar liefst 15% van de 236 inwoners tot de armen te worden gerekend en nog eens 10% tot de onvermogenden.

De eerste bedrijvigheid
Vanaf 1900 was er een boterfabriek in Casteren gevestigd (in de kerkstraat). Toen er in Hoogeloon in 1916 stoomzuivelfabriek kwam werd het pand omgebouwd tot woonhuis om later weer te worden omgebouwd tot bakkerij (1951). In 1923 werd in de Zandstraat de eerste sigarenfabriek opgezet door Helmus Castelijns en Janus de Kinderen.

Historische evenementen
Casteren heeft enkele evenementen uit het verleden die van enige historische waarde zijn. Zo was er een gewoonte, alleen in Casteren, om op Nieuwjaarsdag langs de deuren te gaan om een typische Casterse lekkernij op te halen. Onder het motto 'Schréve of zingen' werd aangeklopt. Wie voor zingen koos, kreeg van de bezoekende jeugd een lied voorgedragen; wie voor schréven koos (of geen keuze maakte) zag een deel van de gevel, voordeur of stoep volgeklad worden. Wanneer dit gebruik precies verloren is gegaan is moeilijk te achterhalen, maar zeker is dat in 1986 al geen activiteit in deze zin meer bestond.

Castere kermis
De kermis kent ook een typische geschiedenis. Oorspronkelijk werd deze gehouden op de eerste zondag na 7 november, maar in de praktijk was het dan vaak te koud. Daarom werd vanaf 1823 gekozen voor de eerste zondag van september. Maar toen bleek dat dit weer problemen veroorzaakte met de oogst, werd gekozen voor de eerste zondag na de Quartertemperdagen, een vastenperiode, waar de spreuk aan werd ontleend: 'Casteren, Someren en Asten verdienen de kermis met te vasten'. Uiteindelijk werd gekozen voor de vierde zondag van september en heeft Casteren daar een rijke traditie in met een eigen kermislied en een beeldje van de huifkar die traditioneel de mensen naar de kermis vervoert. Ook een oud gebruik dat nog altijd in beeld is gebleven is 'de Pinksterbloem zingen' door de meisjes van de laagste klas van de basisschool.

Terug naar
Carnaval in Casteren